Geschiedenis van Suriname
De originele bewoners van Suriname zijn de indianen.
De eerste Europeanen kwamen rond 1650 naar Suriname.
In het begin werden de indianen gebruikt om op de plantages te werken, maar deze bleken niet geschikt, omdat ze niet bestand waren tegen het zware werk en de ziekten van de Europeanen.
Na een moeilijke periode, bloeide de landbouw in de eerste helft van de 18e eeuw. Hierbij werden slaven gehaald uit Afrika. Deze waren veel beter geschikt voor het zware werk op de suikerplantages.
De slavernij werd afgeschaft op 1 juli 1863 (Keti-Koti: letterlijk: Ketting gebroken).
Tien jaar eerder begonnen de plantage eigenaren al contract-arbeiders te halen van andere continenten. De eerste contract-arbeiders waren chinezen waarvan veel, na hun verplichte 5 jaren werken, terugkeerde naar hun land.
Rond 1873 werden er contract-arbeiders gehaald uit India (de meeste uit Calcutta). 37.000 Hindostanen werden overgebracht, totdat er een beweging in India onder leiding van Mahatma Gandhi deze mensenstroom stopte in 1916. Na hun contract-periode gingen de meeste Hindostanen verder in de landbouw en veeteelt.
De Hindostaanse werkers werden vervangen door werkers uit Indonesië; de Javanen. Ongeveer 33.000 werden gebracht naar Suriname tussen 1900 en 1940. Net als de Hindostanen gingen de Javanen na hun contract-periode verder in de landbouw en veeteelt.
Na deze periode waren de plantages niet zo belangrijk meer voor de economie en het aantal suikerplantages slonk van 80 in 1863 tot 4 in 1940.
Gedurende deze contract-perioden werden de Javanen en de Hindostanen apart gehouden door de Nederlanders, dit om samenzweringen en opstanden te voorkomen. Hierdoor behielden de Javanen en Hindostanen veel van hun cultuur en zo ook hun gerechten.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!